Lintjeshof ruim vertegenwoordigd op het ESPHM congres
Lintjeshof loopt voorop in nieuwe ontwikkelingen in de varkenshouderij. Om hier ook actief aan bij te dragen wordt er door onze dierenartsen regelmatig wetenschappelijk onderzoek gedaan. . Deze maand zullen twee van onze dierenartsen hun bevindingen delen op een internationaal congres voor varkensdierenartsen, het ESPHM. Helaas is het dit keer een digitale editie maar dat maakt de bijdrages niet minder waardevol. Hieronder delen zij alvast met u wat zij ontdekten en hoe u er uw voordeel mee kunt doen. Na het congres zullen we ook de presentaties voor u beschikbaar maken.
Karien Koenders: APP en biosecurity
Karien Koenders mag een bijdrage voor het congres leveren in de vorm van een poster en een korte digitale presentatie. Ze zijn gebaseerd op een onderzoek wat ze heeft uitgevoerd in haar vorige positie bij Topigs Norsvin in samenwerking met de Universiteit Utrecht. Het onderzoek is een analyse van het verband tussen de omgang met dierstromen op een bedrijf, en de seroprevalentie (antistoffen in het bloed) van APP bij dieren op het bedrijf.
Om de omgang met dierstromen in beeld te brengen is een score ontwikkeld om aan te geven hoeveel diercontacten er plaatsvinden op cruciale punten op een bedrijf. De onderzochte bedrijven werden verdeeld in 3 categorieën: een laag / middel / hoog, naar het niveau van diercontacten binnen het bedrijf. Vervolgens zijn deze scores vergelijken met de aanwezigheid van antistoffen tegen een veldinfectie van APP op deze bedrijven.
De uitkomst van het onderzoek was dat op bedrijven die in de categorie “laag niveau diercontacten” vallen, een significant lager aandeel dieren op het einde van de groei/opfok periode meetbaar in contact is geweest met APP. Wat betekent dit: het onderzoek geeft aan dat bedrijven mogelijk de infectiedruk van APP kunnen verlagen door minder dieren te mengen. Daarnaast kan met deze methode op een praktische manier in beeld gebracht worden waar op een bedrijf de grootste “contactmomenten” plaatsvinden, en waar een aanpassing van de werkwijze dus het grootste effect zal hebben
Karel van Damme: lessen uit een parvo uitbraak
Naar aanleiding van een uitbraak van een nieuwe variant Parvo virus op een van de bedrijven die Karel begeleid heeft hij een artikel geschreven over de lessen die we uit een deze uitbraak kunnen leren.
Op een vermeerderingsbedrijf van 350 zeugen was sprake van een ziektebeeld dat we SMEDI noemen: doodgeboorten, mummies, embryonale sterfte en verminderde vruchtbaarheid. Resultaat was een enorme daling van het aantal levend geboren biggen en een duidelijk verhoogde uitval voor spenen. Uit onderzoek op doodgeboren vruchten en mummies bleek dat er sprake was van een parvo-infectie. Bij verder onderzoek, door middel van het sequencen van het virus, bleek dat dit een afwijkende variant was van het parvovirus, namelijk eentje uit het “cluster D”.
De vaccins die wij het meest gebruiken tegen parvo zijn gebaseerd op parvo-virus type A en blijken niet altijd voldoende bescherming te bieden tegen type D. Er wordt in Europa al langer gekeken naar de veranderingen in het parvovirus en de shift naar dit andere clustertype. Door het onderzoek op dit bedrijf hebben we aan kunnen tonen dat het parvovirus type D ook in Nederland voor komt en dat dit meegenomen moet worden in diagnostiek, en mogelijk ook bij de keuze voor een specifiek parvovaccin. De publicatie van Karel op dit congres zorgt er voor dat collega’s in heel Europa van deze kennis gebruik kunnen maken waarmee wij ook een, bescheiden, bijdrage leveren aan het verbeteren van de diergezondheid buiten Nederland.
Aarzel niet om het direct aan te kaarten bij uw bedrijfseigen dierenarts als er op uw bedrijf sprake is van een SMEDI beeld, met doodgeboorten en mummies of bespreek dit onderwerp eens bij de keuze voor een vaccin, tijdens het uitwerken van de vaccinatieschema’s.